‘Geluidshinder windturbines grotendeels bepaald door persoonlijke factoren’


7 februari 2013

ARNHEM (Energeia) - Om geluidsoverlast door windturbines te verminderen, is het niet voldoende om alleen naar het geluidsniveau van de turbines zelf te kijken. Minstens zo belangrijk is om aandacht te besteden aan de sociale en psychologische factoren die de hinder vergroten. Dat was een belangrijke conclusie die getrokken kan worden uit de themadag 'Geluidshinder door windturbines', die dinsdag gehouden werd in Arnhem.

De omvang van die geluidshinder door windturbines is absoluut gezien overigens zeer beperkt. De Nederlandse Stichting Geluidshinder (NSG), organisator van de bijeenkomst, houdt zich er om die reden eigenlijk heel weinig mee bezig, bekende NSG-directeur Eric Roelofsen. "Vergeleken met geluidshinder door wegverkeer of vliegverkeer stelt het weing voor."

Dat blijkt ook uit een RIVM-onderzoek, dat in kaart bracht dat in Nederland maximaal 1.500 woningen aan geluidshinder door windturbines worden blootgesteld. Dat is 0,02% van de huizen in Nederland, terwijl 28% wordt blootgesteld aan geluidshinder door wegverkeer. Maar ook een probleem dat qua omvang beperkt is, kan voor sommige individuen een ernstige aantasting van hun leefomgeving zijn, zei RIVM-onderzoeker Jan Jabben in zijn presentatie.

Het probleem
Hoe klinkt een windpark? Volgens GGD-onderzoeker Frits van den Berg, die promoveerde op de gezondheidseffecten van windturbinegeluid, benoemen de meeste mensen die in de buurt van een windmolen wonen het geluid als "zoevend" of "zwiepend". En dat gezoef en gezwiep kán bijzonder irritant zijn, zoveel is wel duidelijk. Een opvallend kenmerk van windturbinegeluid is namelijk dat het geluid bij een relatief laag geluidsniveau soms al als hinderlijk wordt ervaren, blijkt uit verschillende onderzoeken. Met andere woorden, een windmolen die 40 dB aan geluid produceert vinden mensen irritanter dan een snelweg die 40 dB aan geluid produceert.

Nu wordt dit gegeven door tegenstanders van windturbines aangegrepen om te pleiten voor strengere geluidsnormen voor windturbines, maar het onderzoek van Van den Berg suggereert dat er ook andere manieren zijn om de hinder te beperken. Er blijken -naast puur akoestische factoren- namelijk een flink aantal psychologische en sociale factoren te zijn die bijdragen aan de mate waarin geluid als hinderlijk wordt ervaren. Van den Berg vond in zijn onderzoek bijvoorbeeld dat de zichtbaarheid van windturbines de hinder significant verhoogt. Dus, exact hetzelfde geluid is irritanter als het van een zichtbare molen komt dan wanneer het van een niet zichtbare molen komt.

Een andere duidelijke relatie die Van den Berg vond, en die ook al eerder werd aangetoond, is dat iemand die een economisch belang heeft bij een windturbine, er vrijwel geen hinder van ondervindt. Ook de mate waarin mensen inspraak hebben gehad in de plannen is van invloed op de hoeveelheid hinder die iemand van het geluid ondervindt. Verder blijkt de onvoorspelbaarheid en het gebrek aan controle over het geluid de irritatie te verergeren. Een (snel)weg is een stuk voorspelbaarder, en wordt om die reden al snel als minder hinderlijk ervaren bij eenzelfde geluidsniveau. En zo zijn er nog een hoop factoren die bepalen of en in welke mate iemand last heeft van het geluid, variërend van de bezorgdheid om de waarde van een huis tot het vertrouwen dat iemand heeft in de overheid.

De oplossing?
Met deze kennis zou het volgens Van den Berg mogelijk moeten zijn om mensen die last hebben van windturbinegeluid te helpen zonder dat daarvoor direct de geluidsnormen veel strenger hoeven te worden. Door de factoren die zorgen dat iemand het geluid als irritant ervaart, weg te nemen of te beperken, kan ook de hinder zelf beperkt worden. Mensen zouden bijvoorbeeld geholpen kunnen worden hun huis zo aan te passen dat de turbine minder zichtbaar is, er zou meer gedaan kunnen worden aan participatie van omwonenden in windparken (dit gebeurt al steeds vaker), of er kan in een vroeger stadium inspraak en voorlichting worden georganiseerd. Volgens Van den Berg zouden windparkeigenaren er goed aan doen om samen met gemeenten en omwonenden leerprogramma's op te stellen en bij te houden in welke omstandigheden de meeste hinder is.

Voor mensen die dicht bij een windmolen wonen en er 's nachts wakker van liggen -en ook die mensen waren dinsdag aanwezig bij de themadag- klinkt dit wellicht als de wereld op zijn kop: wel toestaan dat windmolens geluid mogen produceren op een niveau dat als hinderlijk wordt ervaren, en dan de oplossing zoeken bij het veranderen van de omgeving. Maar uiteindelijk komt elke norm nu eenmaal neer op een belangenafweging, zo verklaarde beleidsadviseur en geluidsexpert Martin van den Berg van het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) de gekozen norm.

Tegenover de belangen van de kleine groep mensen die last heeft van het geluid van windturbines staat het maatschappelijk belang van meer duurzame energie in Nederland. En daarom is volgens I&M-man Van den Berg bij de normstelling niet sec beoordeeld welk geluidsniveau acceptabel is op individueel niveau, maar ook hoeveel ruimte bij een bepaald geluidsniveau overblijft om nieuwe windparken in Nederland te bouwen. Een strengere norm betekent immers minder ruimte voor windenergie. Bovendien, zo antwoordde Van den Berg op kritische geluiden uit het publiek: "Absolute bescherming bestaat niet. Je kunt niet garanderen dat in Nederland nooit iemand ergens wakker van wordt."

Bron: Energeia